Ongeveer 12.000 jaar geleden begon een periode, waarin het na de laatste ijstijd weer warmer werd. De moerasgebieden ontstonden door het ontbreken van voldoende afwatering. Door het jaarlijks afsterven van de planten, zeggen en veenmossen ontwikkelde zich een drassig veenpakket, dat door de eeuwen heen steeds dikker werd.In ons gebied ontstonden dan ook een metersdik laagveenpakket, dat onder de grondwaterspiegel bleef.
BAGGELEN.
In maart en april begonnen de baggelwerkzaamheden.
Een span baggellieden (spitter en menger) wierpen de klyn, die onder de grondwaterspiegel werd gehaald met een loete of beugel, in de baggelbak (een vierkante houten bak met opstaande randen). De menger in de baggelbak maakte van de bonkige klyn met een klauwe en heel veel water een mooie losse modderbrij. Met een jutte werd deze brij uit de baggelbak over het land geworpen. Als de dikte van het veenpakket 40 cm was, werd de baggelbak weer verplaatst. Roede na roede (lengte 4 m.) werd in het voorjaar door de baggellieden op het land geworpen.
TURFMAKEN.
Wanneer de klyn was opgeworpen startten de werkzaamheden van de turfmaker.
De turfmaker trapte de klyn eerst in met zgn. “traperbuordsjes”. Dit zijn rechthoekige plankjes, die onder de laarzen worden bevestigd. Tijdens het intrappen van de slappe klyn bewaarde hij zijn evenwicht m.b.v. “polskes”.
Na enkele dagen van intrappen konden de lijnen (afmetingen) van de turf worden aangebracht met een krabber. In het laagveen werden twee soorten turf gemaakt, n.l. sponturf en baalders. Bij dit werk droeg de turfmaker “stekkersklompen”. Met een steekijzer stak hij recht op en neer de turven; eerst in blokken en later in turven.
Het opbreken (losmaken) van de turf begon enkele dagen later; de turven werden in rijen op elkaar gezet om te drogen. Regelmatig moesten ze worden gekeerd; droge turf op de grond en de natte turf daarboven. De droge voorjaarswind uit het oosten en de zon hielpen een handje mee tijdens het droogproces.
Tenslotte werden de droge turven in stûken, steupels, fimen en otters gezet.
In het najaar werden de turven van het turfland gehaald met turfbokken (platbodem) en overgeladen in turfschepen (skûtsjes). De skûtsjes brachten het bruine goud over de Zuiderzee naar het westen van het land.(In het openlucht laagveenderijmuseum “It Damshûs” in Nij Beets is nog veel meer informatie verkrijgbaar).
Bron:
– It Damshûs, veenderijmuseum door O.G. Dijkstra.
– Foto’s: archief It Damshûs.
Vorige: De woningen van de verveners