Canon van Beets

Laatste Nieuws

Agenda

Dorpskrant

“ARME” GESCHIEDENIS GOED BEWAARD IN OPENLUCHT LAAGVEENDERIJMUSEUM “IT DAMSHUS”.

Op 25 juni 1960 werd het museum geopend door burgemeester Harmsma van de gemeente Opsterland.

Ditzelfde Damshûs werd in 1958 onbewoonbaar verklaard en met de sloop bedreigd. Het was één van de laatste drie turfmakershuisjes in Nij Beets. Op initiatief van Oene Dijkstra werd er een commissie benoemd, die uit de volgende grondleggers bestond:

Oene Dijkstra, Piet Dijkstra, Eeuwe Zijlstra, Jan Koopmans en Reitse Mast.

Hendrik Dam schonk dit turfmakerswoninkje aan de commissie, die het huisje op de splitsing Rjochte Swynswei en Domela Nieuwenhuisweg afbrak en weer steen voor steen opbouwde bij de Hoofdbrug langs het Polderhoofdkanaal.

De plaatselijke bevolking schonk regelmatig veenderijwerktuigen aan het museumpje, dat jaarlijks ongeveer 300 bezoekers trok.

It Damshs ongeveer 1960
     It Damshûs, 1960.

Tot het einde van de jaren tachtig bleef het, naast een geschonken turfbok van de familie Busstra uit Luinjeberd, bij dat ene turfmakerswoninkje.

Het stichtingsbestuur ontwikkelde uitbreidingsplannen, die in een stroomversnelling kwamen door de ruilverkavelingplannen, waardoor ze een halve hectare landbouwgrond kregen van boer Veenstra.

Op 22 juni 1991 had voorzitter Evert Huisman wethouder Jan Frieswijk van de gemeente Opsterland uitgenodigd om met een “pipegaaltsje” (kruiwagen) vol turf het nieuwe museumterrein te openen.

Oene Dijkstra en zijn zoon Gerke hadden op dit terrein vier veenarbeiderwoninkjes (m.b.v. originele foto’s maakte Oene bouwtekeningen) en een trekkerskeet en Amerikaanse windmolen gebouwd.

Bovendien hadden Oene Dijkstra en Wiebe Terpstra uit Drachten destijds de wens uitgesproken om het buiten werking gestelde Sudergemaal aan de Ripen van de slopershamer te redden. Op dezelfde dag (22 juni) werd het museum ook eigenaar van dit gemaal met ondergrondse en bovengrondse bemaling voor een symbolisch bedrag van slechts één Nederlandse gulden. Het Sudergemaal, dat door het Waterschap “Het Koningsdiep” werd geschonken, was van museale waarde.

Het werd op 5 januari 1925 in werking gesteld en het behoorde tot een van de eerste elektrische gemalen in Nederland, dat gedurende 67 jaar de Groote Veenpolder in Opsterland en Smallingerland had bemalen. In het kader van de ruilverkaveling werd het vervangen door het moderne gemaal de Riperfeanen. De ondergrondse en bovengrondse pompen werden door de bouwer, de firma Stork uit Hengelo, gerestaureerd. Dit was vaak een ingewikkelde operatie. Na jaren van voorbereiding slaagde men er toch in om de oude pompen weer in werking te stellen.

De ruimte in het gemaal werd ingericht voor diverse tentoonstellingen van Friese landschapsschilders. Jarenlang hebben Wiebe Terpstra en Ittsje en Remco Wolthers deze taak op zich genomen.

In 1999 werd er een doorbraak met een stuw aangelegd in de waterkering van de Nieuwe Vaart. Twee jaar later draaide men na enige aanpassingen aan de stuw proef met de bovengrondse pomp.

In oktober 2003 zette gedeputeerde Bertus Mulder met het nieuwe veerpontje met de naam Jeltsje de eerste fietsers naar de overkant over de Nieuwe Vaart.

Sudergemaal overdracht 1995
     Overdracht van het Sudergemaal, 1995.

FREONEN FAN ’T DAMSHUS.

In dit bewogen jaar werd in oktober 1991 de Stichting “Freonen fan ’t Damshûs” opgericht.

De oprichters waren Anneke de Wagt, Jantje Koopmans, Arjen Dijkstra, Lieuwe Lageveen, Hendrik Hoekstra en Fokke Veenstra. Na een jaar telde de Stichting al 320 leden, die meteen al een bijdrage van ƒ 2750,00 aan het museum schonken. De respons was dus overweldigend.

Het aantal donateurs telt momenteel (2014) 1060, zodat de animo voor het openluchtmuseum nog steeds overweldigend is.

Ieder jaar organiseerde (sinds 1995) de Stichting een kalenderactie met oude foto’s van het nog jonge veendorp. Voor veel inwoners is dit een collectersitem.

BEZOEKERSCENTRUM,

Een jaar later (1992) startte het museum met de bouw van een nieuw bezoekerscentrum.

Om aan financiële middelen te komen werd er onder de donateurs van de Freonen een grote actie met renteloze leningen georganiseerd. Een bedrag van ƒ 50.000,00 werd met deze actie bereikt. De provincie en de gemeente Opsterland stonden garant voor eenzelfde bedrag.

Bouwbedrijf Poelstra uit Nij Beets bouwde een houten turfschuur, ontworpen door architect Brouwer uit Grou. De grote draagbalken werden gezaagd door houtzagerij Schilstra in Akkrum. Het houten gebouw werd van drie toiletgroepen voorzien (geschonken door de Corneliastichting). Rietdekkers legden eerst riet op het dak, dat vervolgens werd afgedekt met pannen.

Nadat in de wintermaanden het gebouw werd betimmerd en een tentoonstelling en een maquette werden gemaakt, opende Commissaris van de Koningin Hans Wiegel het nieuwe bezoekerscentrum in juni 1993 door de nieuwe lawei te hijsen.

Het nieuwe ontvangstgebouw was een enorme aanwinst voor het museum.

De skuke in aanbouw 1992
    De bouw van het bezoekerscentrum (Stûke), 1992.

BOKHELLING.

Een nieuwe bezienswaardigheid voor het museum werd in juni 1995 in gebruik gesteld door de 87-jarige heer M. Busstra senior uit Luinjeberd.

Turfbokken (platbodems) vervoerden de turven uit de turflanden over ondiepe vaarten (zgn. opfearten) naar de skûtsjes, die op hun vracht lagen te wachten in het Polderhoofdkanaal. Deze turfbokken werden in de wintermaanden gerepareerd op een bokhelling. Ons dorp kende zelfs twee hellingbazen, die de turfbokken verhuurden aan de veenbazen.

Bouw- en aannemingsbedrijf Busstra uit Luinjeberd bood het museum een splinternieuwe bokhelling aan. Generaties lang maakte dit bedrijf in Luinjeberd nieuwe turfbokken in een bokschuur en repareerde ze op een helling. Bovendien heeft Busstra het museum in het verleden al twee turfbokken geschonken met de initialen MB in de voorplecht.

Hr Bustra opent de bokhelling 1995
     Hr. Bustra doet de openingshandeling van de nieuwe bokhelling, 1995.

TURFMAKEN.

Oude tijden herleven in het openlucht laagveenmuseum It Damshûs met het turfmaken in 1996. M.b.v. een dumper van Loonbedrijf Lageveen werd “klyn” uit natuurgebied De Deelen gehaald. Teun de Leeuw vond het initiatief om turven te maken zo verrassend, dat hij ieder jaar belangeloos de “klyn” ter beschikking stelde.

De klyn werd fijn gemalen in de baggelbak en met een jutte over het land verspreid tot een dikte van 40 cm. Dit was het werk van de baggellieden (seizoenarbeiders).

Nadat de turfmaker met een krabber de lijnen op de veenlaag heeft aangebracht konden de turven worden (los) gestoken. Na een lange periode van drogen en keren werden de turven in turfhopen gezet. In de herfst werden ze vervoerd met skûtsjes.

In de beginjaren kregen de amateurturfmakers  instructie van de bekende Beetster turfmaker Eppe van der Duim.

FOLKLOREDEI EN BOARTERSDEI.

De bedrijvigheid op het museumterrein werd vanaf 1996 alleen maar groter door de organisatie van de jaarlijkse Folkloredei en Boartersdei. In originele klederdracht verrichtten vrijwilligers  werk in de turf, terwijl de vrouwen bezig zijn in de huisjes. Er werd gewassen, gebleekt, gekarnd, gesponnen en gekookt.

Het museumterrein werd dan volgebouwd met kraampjes, waar men lekkernijen kan kopen.

Ook de palingboer ontbreekt dan niet.

Op de Boartersdei kunnen in wedstrijdvorm allerlei oude spelletjes worden gespeeld.

De kinderen kunnen bellenblazen, steltlopen, mastklimmen, blikgooien, hinkelen, kaatseballen, koekhappen enz.

De Folkloredei en de Boartersdei zijn ieder jaar weer hoogtijdagen.

Vanaf de eerste keer passeerden meteen al 600 bezoekers de toegangshekken. Momenteel telt men met gemak het dubbele aantal bezoekers.

VAARTOCHTEN.

Vanaf de steiger bij het Sudergemaal werden in 1996 tweewekelijks boottochten v.v. georganiseerd met het motorbeurtschip de MS Iris uit 1930 naar het natuurgebied de Deelen. Bij aankomst kunnen de gasten dan een wandeling maken onder begeleiding van een gids. Het natuurgebied is zo bijzonder om de zeldzame rust en om de uitgestrekte petgaten.

Bijzonder is ook de flora en fauna in dit gebied.

In 1998 schonk Wetterskip Boarn en Klif een van hun werkboten in bruikleen om de boottochten naar de Deelen te kunnen voortzetten. Het is een open boot met een stuurhut.

Op 11 mei 2007 werd de Snikke (bouwjaar 1924) voor het symbolische bedrag van € 1,00 door het Wetterskip Fryslân overgedragen aan de beheerscommissie van het Sudergemaal en  het museumbestuur.
Een tweede vaartocht naar de Kraanlannen bij de Veenhoop startte ook in 1998 met een oude turfbok van Staatsbosbeheer over het Polderhoofdkanaal. Door deze uitbreiding vraagt It Damshûs opstappers en schippers.

Turfbok met gasten naar de kaenlannen
     Turfbok met gasten op het Polderhoofdkanaal, foto Leeuwarder Courant.

BOKWENNING.

Een andere bezienswaardigheid in 1997 was de woonbok. Als de platbodems niet meer geschikt waren voor vervoer van turf, hooi of koeien werden ze omgebouwd tot “woonboot”.

De Nij Beetster timmerman Brught Westra heeft vele turfbokken omgebouwd tot woonbokken.

Volgens Karst Dam, die in een woonbok was opgegroeid, moest er vanwege lekkage vaak worden gehoosd. Later werden ze op het droge getrokken.

UITBREIDING.

In januari 2001 breidde het openluchtmuseum It Damshûs uit met ruim één hectare land (van boer Veenstra/totale oppervlakte 2 ha.), waar een nieuw petgatengebied moest worden gegraven.

Europa, provincie Fryslân en de gemeente Opsterland namen de kosten voor hun rekening.

De plannen waren al uitgetekend door het bureau Oranjewoud. Op het terrein kwamen naast petgaten (door de firma Koopmans gegraven) een stuk hooiland en een poldertje (met boerderijtje van de P.W. Janssenstichting?). Doel is om de verschillende landschapstypen (o.a. de blauwgraslanden) te laten zien.

Nieuwe draaibruggen en een Heechhout werden door de Friese Poort (leerwerkproject) uit Drachten gebouwd en over de petgaten gelegd.

De petgaten zouden in de wintermaanden worden gebruikt voor recreatief schaatsen en schaatswedstrijden, maar de banen voldeden niet aan de voorgeschreven afmetingen.

Ook werd in dit nieuwe gebied turfgemaakt door een enthousiaste turfmakersploeg.

De trekkerskeet (2001) verhuisde met veel mankracht naar het nieuwe terrein.

In de molenmakerswerkplaats van de Stichting Molens Menaldumadeel in Marssum maakten molenmaker Waling Hofkamp samen met Uilke Leemburg in de winter van 2001 een zeer fraaie paaltjasker  voor het nieuwe petgatenlandschap. Voorjaar 2002 werd de tjasker, die door de Freonen aan het museum werd geschonken, op de legakker langs een petgat opgebouwd. Vroeger werd dit molentype heel vaak ingezet voor de bemaling in de kleine poldertjes of voor droogmaling van de petgaten.

Gedeputeerde Bertus Mulder opende op 31 mei 2002 het nieuwe petgatenlandschap.

BOLLEJEIJEN.

Een reünie had Nij Beets niet tijdens Simmer 2000 t.g.v. de eeuwwisseling.

Bij het museum herleefde op zaterdag, 8 juli wel het “bollejeijen”; de opstand van turfmakers tegen de veenbazen met als hoogtepunt een toespraak van Us Ferlosser, Ferdinand Domela Nieuwenhuis. Vrijwilligers van It Damshûs en de plaatselijke toneelvereniging Kliuwend Omheech brachten een half uur durend openluchtspel ten tonele.

De bolle is los, heette het toen, als de turfmakers massaal staakten. Dit spektakelstuk trok vele belangstellenden.

HOUTEN HIMELTSJE.

Het houten polderkerkje, dat ooit in 1891 aan de Prikkewei werd gebouwd zou als replica op het museumterrein herrijzen. De bouwkosten bedroegen destijds ƒ 1300,00; nu is er

ƒ 60.000,00 nodig om het hulpkerkje te herbouwen. De 730 Freonen fan ’t Damshûs stonden destijds garant voor deze kosten. Architect Johannes Brouwer uit Grou maakte de bouwtekeningen, waarmee leerlingen van de Friese Poort uit Drachten in 2000 aan de slag gingen. Een jaar later was het dak al dicht. Vervolgens stagneerde de bouw. Een aantal vrijwilligers van het museum (timmerlieden en schilders) maakten het leerwerkproject van de Friese Poort af. Hospes Zinkwerken uit Nij Beets schonk het zinkwerk voor het kerkje.

Het kerkje in de Beetster Polder kreeg in 1891 naamsbekendheid om de zgn. snertpreken van dominee Guilliame Anne v.d. Brugghen, die destijds ook het initiatief nam tot de bouw van dit kerkje.

Op zaterdag, 3 mei 2003 opende een nazaat van dominee v.d. Brugghen in aanwezigheid van familieleden van v.d. Brugghen, Jonkheer Joan van der Brugghen het hulpkerkje met de toepasselijke naam It Houten Himeltsje.

Het museumkoor De Baggelbaksjongers zorgden voor de muzikale noot.

It Houten Himeltsje is uitermate geschikt gebleken voor zondagmiddagconcerten.

“Muziek uit de tijd van de turfwinning in Nij Beets” heette het eerste concert met fluitiste Anna Andela en pianist Remko Wolthers uit Nij Beets.

Het houten Himeltsje
    De bouw van het Houten Himeltsje.

BAGGELBAKSJONGERS.

De Baggelbaksjongers is het koor van het museum. Tijdens Simmer 2000 organiseerde het museum de openluchtvoorstelling “BOLLEJEIJEN, waarin o.a. het Mariannelied, een socialistisch strijdlied ten gehore werd gebracht. Twee jaar later (2002) werd het museumkoor (dertig leden) opgericht, dat onder leiding stond van dirigent en accordeonist Willem Zijlstra uit Beetsterzwaag. De zanggroep treedt op in authentieke veenarbeiderkleding van rond 1900.

Hun repertoire bestaat grotendeels uit liedjes, waarin het leven en werken in de turf wordt bezongen. Daarnaast zingt men socialistische strijdliederen en liedjes van revueschrijver Tiemen v.d. Vee. Regelmatig treden de Baggelbaksjongers ook op binnen en buiten de provicie.

AMERIKAANSE MOLEN.

Een in 1920 gebouwde windmolen, die veertig jaar trouwe dienst heeft gedaan in de Hege Warren, begon in mei 2002 een nieuw leven. Deze markante molen stond vroeger naast restaurant Ie Sicht. Volledig opgeknapt en geheel computergestuurd regelt deze Amerikaanse windmotor (aan fietspad de Veenhoop-Smalle Ee) de waterhuishouding in de petgaten van de Veenhoop. De herstelkosten (en tevens onderhoudskosten) kwamen voor rekening van It Fryske Gea, de gemeente Smallingerland en de Provincie. Laagveenmuseum It Damshûs heeft de molen uiteindelijk in bezit gekregen.

TWEEDE TURFSCHUUR.

In het voorjaar van 2003 startte de bouw van de tweede turfschuur op het nieuwe gedeelte van het museumterrein. Dit gebouw bestaat uit een open gedeelte voor het drogen van de turf. In zeer natte zomers droogde de turf onvoldoende en kon nog niet worden vervoerd. Eerst werden ze dan in rijen gedroogd in een turfschuur. Tussen de planken van de muren zaten kieren, waardoor de wind de nog natte turven verder kon drogen. Het gesloten gedeelte van de turfschuur werd ingericht voor een expositie over het baggelen en turfmaken. Bovendien wordt in deze ruimte de fraaie maquette (gebouwd door dhr. v.d. Sluis) met de verschillende landschapstypen  door de eeuwen heen getoond.

De gesloten zolderruimte werd ingericht als depot voor geschonken voorwerpen.

Vijftien personeelsleden van Douwe Egberts uit Joure verrichtten in alle vroegte in het kader van “mens en werk” t.g.v. het 250-jarig bestaan van hun bedrijf schilder- en timmerwerk aan de splinternieuwe turfschuur. Bovendien zorgden ze voor de aanleg van de elektriciteit naar en in het nieuwe gebouw.

Op 18 april 2004 verrichtte wethouder Klaas de Boer van de gemeente het door architect Brouwer (Grou) ontworpen gebouw de openingshandeling door een kruiwagen met turf naar binnen te rijden.

Het bezoekerscentrum heette nu voortaan “Stûke”.

Vrijdagavond, 17 april 2008 schonk voorzitter Fokke Veenstra van de Stichting Freonen fan ’t Damshûs een replica van een baggelmachine aan voorzitter Pieter Nauta van het museum.

De nieuwe aanwinst kreeg een toepasselijke plaats in de tentoonstellingsruimte van het turfmaken in de nieuwe turfschuur.

Na een uitgebreide studie (originele baggelmachine in Vinkeveen) en veel over leg met ervaringsdeskundige Romke de Leeuw uit Tijnje vaardigden de gouden handen van modelbouwer Waling Hofkamp dit unieke exemplaar.

Turfschuur in aanbouw
      De nieuwe turfschuur in aanbouw.

SLUISJE VAN DE WESTPOLDER.

Begin juli startte de restauratie van het uit 1927 daterende sluisje (verbinding met het Polderhoofdkanaal en het ondergrondskanaal langs de Geawei) door de firma Nagelhout uit Woudsend. Met het herstel van de sluiskolk, de kademuren en plaatsing van de nieuwe sluisdeuren kan het sluisje weer worden gebruikt door het Damshûs.

De turfbok, waarmee een rondvaart over het Polderhoofdkanaal, over de eeuwenoude Ald Djip naar café-restaurant Piershiem kan worden gemaakt, kan nu weer door de gerestaureerde sluis. Het schutten van de turfbok is op zich al een nieuwe attractie.

In december 2003 werd het Doeke Rollema-sluisje (genoemd naar de bankdirecteur) door zijn nazaten geopend door het naambordje te onthullen.

FEANBRAN.

Stichting Iepenloftspul Opsterlân speelde in 2004 het openluchtspel FEANBRAN op het museumterrein.

Drieduizend bezoekers stonden na afloop van de Feanbrân, dat door Romke de Leeuw en Aise Klijnstra werd geregiseerd, op de teller. “It wiene roerige jierren yn de feangebieten sa oan it ein fan de 19e en it begjin fan de 20e ieu. De feanbrân fortelt it ferhael fan de feanstakingen en de twongen winkelnearing”.

VEENBAASCAFE HALFWEG EN VEENBAASWINKEL.

Een oude bouwtekening en originele foto’s van dit pand aan de oude Straatweg (Domela Nieuwenhuisweg) vormde de aanleiding om hiervan een replica op het museumterrein te laten bouwen. Bouwbedrijf Poelstra bouwde het pand met oude gebikte stenen van het vroegere café Vaartjes, dat vroeger bij de oude draaibrug over het Polderhoofdkanaal stond.

Voor de inrichting konden we een beroep doen op het depot van het museum in Drachten.

Johan de Vries uit Groningen gaf het kleuradvies en samen met bestuurslid Jan Frieswijk zorgden zij ervoor, dat café Halfweg de sfeer uit de jaren ’20 van de vorige eeuw ademde.

De ruimte in het café werd bestemd voor een toepasselijke permanente expositie over de drankbestrijdingactiviteiten van de Blauwe Beweging (ANDO), dat destijds een vast onderdeel vormde van de sociale strijd. De winkelruimte vertelt het verhaal van de verplichte winkelnering. De arbeiders werden verplicht om hun boodschappen te doen bij de veenbaas, anders volgde zonder pardon ontslag.

De zolderruimte boven in het pand werd ingericht als archiefruimte en voor een depot van historische kleding.

Voor het schilderwerk en de afwerking (toonbanken, tap- en winkelkast e.d.) van het pand kon het bestuur weer een beroep doen op vele vrijwilligers.

Desondanks waren de bouwkosten toch nog ongeveer € 175.000,00.

Op zaterdag, 16 juni 2007 vond de officiële opening van het complex plaats door burgemeester, Sicko Heldoorn door een oude foto van café Halfweg te onthullen.

Cafe halfweg in aanbouw
    Café en winkel van de Veenbaas.

SKIMERJûN.

Op vrijdagavond, 28 september 2007 werd voor het eerst dit muziekfestival door Sikke Marinus georganiseerd. Veertien troubadours (hoofdzakelijk uit de provincie) traden  in diverse locaties (De Stûke, It Houten Himeltsje, café Halfweg en café de Brêge) op. De gebouwen lenen zich goed voor zo’n sfeervol muziekfestival. De eerste keer kon de organisatie ondanks de regen toch nog driehonderd bezoekers begroeten.

STOPPELDEI.

Drie kameraden (gebroeders Erwin en Alex Groen en Pieter van Houten) uit Nij Beets koesteren dezelfde hobby, n.l. het opknappen van oude landbouwmachines.

Hun grote wens om de oude machines in werking te krijgen en dit ook nog eens aan veel publiek te laten zien ging op 30 augustus 2008 in vervulling.

Op Stoppeldei draaiden de oude machines op volle toeren. Maaien, dorsen, hooien, melken, zagen, smeden en ploegen behoorden tot de activiteiten. Een roggeveld wordt eerst geploegd, ingezaaid en later wordt de rogge gemaaid en gedorst. Op de omringende weilanden is het een en al drukte.

Bovendien mogen andere liefhebbers van oude tractors en landbouwmachines op de Stoppeldei hun materialen showen en laten werken.

Tijdens de Stoppeldei is het museumterrein aangekleed met diverse kraampjes.

Tot op heden groeit ieder jaar de belangstelling voor dit prachtige festijn.

WANDELEN TIJDENS OPEN MUSEUMWEEKEND.

Op 4 en 5 april 2009 organiseerde het museum op beide dagen voor het eerst wandeltochten van diverse afstanden in de directe omgeving.

Men kon kiezen uit tochten van 6, 12, 25 en 35 kilometer. Het bleek een overweldigend succes en tot op heden is de belangstelling alleen maar gegroeid.

Vanaf 2010 neemt het veenderijmuseum deel aan de NL-doet-actie van het Oranjefonds. Vele vrijwilligers komen op vrijdag en zaterdag en steken dan de handen uit de mouwen om schoonmaak- en herstelwerkzaamheden te verrichten, zodat het museum weer is voorbereid op een druk seizoen.

Het museum staat bekend om zijn vrijwilligers en werkt niet met betaalde krachten.

Vrijwilligers zijn het fundament van dit museum.

Talrijke vrijwilligers helpen bij de “hoogtijdagen” en een vaste groep vrijwilligers verrichten dagelijks en ook wekelijks allerlei werkzaamheden.

DAMSHUS, EEN HALVE EEUW JONG!

In 2010 verscheen huis aan huis de jubileumkrant van It Damshus, 50 jaar, 1960-2010.

Bart Ledegang schreef hiervoor speciaal een jubileumboek en een speciale historische wandeling werd door het dorp georganiseerd met zeer fraaie panelen.

De Folkloredei en Boartersdei stonden in het teken van dit jubileum.

Het werd overigens een compleet feestjaar! Voorzitter Fokke Veenstra van de Stichting Freonen fan ’t Damshûs verwelkomde de 1000-ste Freondin op de Stoppeldei en voorzitter Pieter Nauta zag voor het eerst in het bestaan van het Damshûs en het Sudergemaal de 10.000-ste bezoekster de toegangshekken passeren.

NIEUWE ENTREEGEBOUW.

In 2010 kochten het museum en de Corneliastichting gezamenlijk het naastgelegen land voor uitbreiding. Het achterste gedeelte werd ingericht voor de nieuwe ijsbaan en voor akkers van de Stoppeldei. Bovendien kon de nieuwe ijsbaan in de zomer meteen worden gebruikt als feestterrein voor de tweejaarlijkse dorpsfeesten.

Op 5 maart 2012 zetten Ate Jeeninga en Ittsje Wolthers (zeer trouwe vrijwilligers) de “heistelling” in werking onder zeer grote belangstelling. In de natte veenbodem werden gaten geboord en volgegoten met cement. Loonbedrijf Lageveen legde de toegangsweg naar het nieuwe gebouw aan, terwijl een vaste groep vrijwilligers  het straatwerk (toegangsweg en parkeervakken) voor hun rekening namen. Het gehele project, dat door architect Brouwer uit Beetsterzwaag was ontworpen, kostte een half miljoen (financiële bijdrage van de provincie, de gemeente, culturele fondsen, de bank, het Damshûs, de Freonen en particulieren). Vrijwilligers droegen weer hun steentje bij door het gebouw van binnen en buiten te schilderen (opbrengst € 30.000,00). Het gebouw mocht geen storende factor zijn in het landelijke gebied, waardoor het schuine dak werd voorzien van sedum en andere grassoorten. Bouwbedrijf Mulder uit Nij Beets bouwde het zeer fraaie entreegebouw met zelfs vloerverwarming.

Het nieuwe entreegebouw kreeg een balie, museumcafé en museumwinkel.

Op zaterdag, 6 april 2013 opende de Friese gedeputeerde Jannewietske de Vries het zeer fraaie entreegebouw.

Nieuwe entree gebouw
     Het nieuwe entreegebouw nog in aanbouw.

READE LOPER.

Het Opsterlands iepenloftspul koos in 2013 het museumterrein als decor voor hun jaarlijkse openluchtspel. Ter gelegenheid van het 150-jarig bestaan van Nij Beets schreven Bouke Oldenhof en Sikke Marinus een nieuw stuk, waarin de vrouwen van het veen centraal stonden. Met veel genoegen bracht regisseur Jan Smit en zijn crew acht avonden lang voor volle tribunes een indrukwekkend schouwspel voor het voetlicht.

Binnen de museumwereld oogst het dynamische en openlucht LAAGVEENDERIJMUSEUM ’T DAMSHûS en het SUDERGEMAAL veel bewondering, omdat het geregistreerde museum volledig op vrijwilligers draait.

Het draagvlak binnen de Beetster gemeenschap en daarbuiten is groot.

Voor de toekomst verwacht het museum nog meer bezoekers na de heropening van het Polderhoofdkanaal.

Deze berichten vind je misschien ook leuk